English version
Een interview met de kunstenaar door Dr. Helena Spanjaard, kunsthistorica, in november 2000:
KWETSBAARHEID EN KRACHT: STILLEVENS VAN EMOTIES

Op een regenachtige herfstmiddag heb ik een gesprek met beeldend kunstenaar Mookje Korst (Tilburg 1954). Terwijl het buiten waait en stormt, heerst er rust in de ruime Amsterdamse atelierwoning. De kunstenares beheerst verschillende disciplines op het gebied van de vrije en toegepaste kunst. Zij is werkzaam als schilder, beeldhouwer, vormgever, fotograaf en grafisch ontwerper. Verspreid over het atelier bevinden zich olieverfschilderijen, tekeningen, collages, beeldhouwwerken en digitaal gemanipuleerde foto’s. De inspiratie voor deze uiteenlopende kunstwerken is vaak gebaseerd op markante natuurvormen (de structuur van steen, rotsen, aarde, riet, bot, vlees). Daarnaast is Mookje ook gefascineerd door de ritmes van architectuur en industriële vormgeving.De kunstenares selecteert zorgvuldig bepaalde basisvormen, die daarna een eigen leven gaan leiden.

Het veelzijdige oeuvre wordt gekenmerkt door een sfeer van harmonie. Dit meditatieve karakter, een soort ‘verstilling’, komt het sterkst naar voren in de olieverfschilderijen die Mookje mij laat zien. De subtiel bewerkte doeken zijn opgebouwd uit vrijwel abstracte vlakken. Bruinrode aardekleuren of azuurblauwe, groengrijze en witroze pasteltinten domineren, van elkaar gescheiden door zwarte en grijze lijnen.
Door de tijd heen (1998) bestaat uit een horizontale, oranjebruine vorm die aan de uiteinden naar binnen toe is omgeslagen. De binnenkant blijft verborgen. Aan de voorkant kan de toeschouwer door een verticale opening een glimp opvangen van het zalmroze mysterie erachter dat zich niet prijsgeeft. De tegenstelling binnen- buitenkant is een steeds terugkerend thema, b.v. in het werk Los Molinos de Rio Aquas (1998).Geïnspireerd door de vormen van rotsformaties en architectuur in Spanje zijn afwisselend grijze, witte en turquoise banen verticaal over het doek aangebracht. In het midden wordt een doorgang gesuggereerd naar een andere, roze wereld: een geheimzinnig, intiem terrein.

De dominante, vaak geometrische vormen blijken voor Mookje een diepere betekenis te hebben. De vormen verwijzen naar menselijk gedrag en menselijke eigenschappen; het zijn geabstraheerde stillevens van emoties: ‘Ik denk dat ik helderheid in vormen schep om de complexiteit van dit bestaan tot eenvoud terug te brengen. Daarbij gaat het steeds om het contrast tussen de buitenwereld (de maatschappij) en de binnenwereld (het individu).
De binnen wereld is kwetsbaar en de deur erheen staat niet wagenwijd open’.

Harmonie van tegengestelde krachten

Het contrast tussen binnen en buitenwereld komt ook naar voren in een aantal werken die de intermenselijke communicatie als onderwerp hebben. Op deze serie schilderijen domineren steeds twee losse elementen, die zich op een bepaalde manier tot elkaar verhouden. In Symbiose (1998) zijn twee rechthoekige vormen met een kanteelachtige bovenkant onlosmakelijk met elkaar verbonden. De plasticiteit van de vormen is ontleend aan de ervaringen van de kunstenares met houten objecten. Hesitation (1998) laat eveneens twee rechthoekige vormen zien, in dit geval gescheiden door een duidelijke, zwarte lijn. De gele en blauwgroene pasteltinten roepen een gevoel van sensualiteit op. De relatie tussen beide elementen is bewegelijk. Een proces van aantrekking en afstoting is eveneens verbeeld in Verstilling (1994). Het doek is rondom ingekaderd (de buitenwereld) en in het midden is de strijd gestreden. Twee verschillend gekleurde vlakken (blauw en wit) raken elkaar nog slechts op één punt. Een moment van felle emotionele turbulentie eist de aandacht op in Never win or never loose (1992) waar twee oranjerode vlakken een explosieve machtstrijd met elkaar voeren. De volumes zijn kruislings met elkaar verbonden, de rode krassen in de volumes geven gevoelens van kracht en ingehouden woede weer.

Hoewel de ogenschijnlijk abstracte vormen op meerdere niveau’s geïnterpreteerd kunnen worden, is de oorsprong van de vorm bijna altijd ontleend aan de zichtbare werkelijkheid. Zo is de serie Woman I.II.III. (1998) gebaseerd op de grillige contour van een oude, houten balk. De kunstenares trof deze balk aan in de buurt van haar woonruimte, en besloot er een beeld van te maken. De markante vorm werd getransformeerd tot een geabstraheerde vrouwenfiguur. Later werd dit beeld verwerkt in de serie Woman I, II, III. De serie toont een vrouwen silhouet dat op een voetstuk is geplaatst. Het derde deel laat een vleeskleurig bot zien, dat slechts door enkele fragiele, maar taaie pezen stand houdt. Licht en donker, binnen en buiten, concurreren met elkaar. De serie is een ode aan de kwetsbaarheid en kracht van de vrouw, en als zodanig een duidelijk eerbetoon aan deze vrouwelijke eigenschappen.

Blauw en Wit: l’Origine du Monde

Een heel andere sfeer wordt opgeroepen door het werk dat Mookje Korst exposeerde in De Zaaijer (2000). In deze serie is de visuele werkelijkheid teruggebracht tot sobere, indringende kleuren en vormen. Koningsblauw, opaalwit en nuances van zwart scheppen een eigen universum. Het eerste werk van deze serie, W.(1999), is ontstaan naar aanleiding van de dood van een geliefde vriendin. Het doek is verdeeld in twee stukken. Een lichtblauw, horizontaal gedeelte bovenaan en een onrustige zee van diverse soorten blauw eronder. Uit deze massa duikt een diagonale, donkerblauwe, met zwart vermengde vorm op.
Mookje: ‘Het gaat over leven en dood en het ongrijpbare van het bestaan. Wat het is en wat ik er mee bedoel kan ik niet in woorden vatten. Ik voel dat het met een diepere essentie van mezelf te maken heeft. En zelfs als ik het geschilderd heb, kom ik nog niet bij de essentie.

In het drieluik Angst, Omfloerste dagen, Deep down (2000), zijn de doeken geheel gevuld met nuances van blauw. Op één van de drie, Angst, is een klein wit verticaal streepje te zien, een lichtpunt in de duisternis. De werken verraden een introspectie, een zoeken naar essentie, voortgekomen uit de confrontatie met de dood. Op een ander doek, Bezinning (2000), is de verhouding tussen blauw, zwart en wit verschoven. Aan de bovenkant zweeft een bijna fluorescerende, horizontale, witte streep door een diepblauwe ruimte. De zuiverheid van het wit steekt schril af tegen de donkere, mysterieuze achtergrond. Het wit keert terug in de witte onderkant van het schilderij, een smetteloze ruimte die een derde van het werk inneemt.

De tentoonstelling in De Zaaijer leidde tot een uniek experiment. Negen exposanten van de kunstenaarsvereniging Stuwing kregen de kans om gedurende drie weken in de expositieruimte op groot formaat te werken. Het experiment leidde o.a. tot
L’ Origine du Monde (2000). Een gigantisch doek (7 m. x 2.20 m.) strekt zich uit vanaf de muur tot twee meter over de grond. Opnieuw verschijnt aan de bovenkant een witte, ditmaal verticale, rechthoek. Deze mummieachtige vorm lijkt zich los te maken van de blauwgrijze achtergrond. Het onderste deel van het doek, dat tot op de grond reikt, bestaat uit een brede witte baan geflankeerd door twee donkerblauwe strepen. Het geheel roept een sfeer op van transformatie, waarbij de witte rechthoek als een deur tussen materie en geest lijkt te functioneren.
De onderliggende thematiek (leven en dood) van deze blauwwitte serie vindt zijn apotheose in Lebensraum (2000) (4.50 m. x 2.20 m). Het evenwicht tussen wit en blauw is perfect. De horizontale, witte vlakken compenseren nu het donkere blauw.

Dubbelzinnigheid

In het totaal oeuvre van Mookje Korst staat het onderzoek naar de relatie tussen de zichtbare werkelijkheid en het onzichtbare centraal. Menselijk gedrag en menselijke eigenschappen zijn teruggebracht tot harmonieuze, weloverwogen composities. Op zoek naar het onbestemde blijft de werkelijkheid een ongrijpbaar mysterie voor de kunstenares zelf. Haar werk is de neerslag van deze, vaak onbewuste gemoedstoestand Niets is wat het op het eerste oog lijkt. Die dubbele gelaagdheid is de essentie van Mookje’s werk. Een essentie die resoneert in het onbewuste van de toeschouwer.


Dr. Helena Spanjaard ©
Kunsthistoricus

Amsterdam